Italiaans : Nederlands l'orologio = het horloge, de klok E come faccio adesso? = En wat moet ik nu doen? aprire = openen la medicina = het medicijn è urgente = het is dringend il centro commerciale apre... = het winkelcentrum opent... lì = daar essere aperto / a = open zijn dalle nove di mattina = van negen uur 's morgens alle dieci di sera = tot tien uur 's avonds A che ora apre? = Hoe laat gaat het open? A che ora chiude? = Hoe laat sluit het? vicino a casa mia c'è... = dicht bij mijn huis is... discutere = bespreken l'orario di apertura = de openingstijden il giorno feriale = de werkdag il giorno festivo = de zon- en feestdag fare colazione = ontbijten cenare = de avondmaaltijd gebruiken di solito ceniamo... = gewoonlijk eten we ('s avonds) ... Allora a più tardi! = Tot later dan! più = meer la trattoria = het eethuisje ora = nu ora devo uscire = ik moet nu weggaan ci vediamo stasera = we zien elkaar vanavond vedere = zien è complicato = het is ingewikkeld la chiesa = de kerk la libreria = de boekhandel girare = afslaan giri a sinistra = je slaat linksaf vai avanti = je gaat verder attraversi la strada = je steekt de weg over fino all'incrocio = tot het kruispunt continui dritto = je blijft rechtdoor gaan fino a = tot aan giri a destra = je slaat rechtsaf il semaforo è rosso = het verkeerslicht staat op rood cominciare = beginnen ecco = kijk dopo dieci metri = na tien meter il metro = de meter Non puoi sbagliare = Je kunt het niet missen È chiaro ? = Is het duidelijk? Sai che... = Weet je dat... viene anche il tuo ex = je ex komt ook venire = komen la strada = de straat, de weg ci dispiace = het spijt ons scusi = pardon Per il centro? = Hoe kom ik bij het centrum?