Italiaans : Nederlands mezza pensione = halfpension prenotare = reserveren la camera = de kamer osservare = bekijken l'hotel = het hotel il mare = de zee privato / a = privé, eigen C'è l'aria condizionata? = Is er airconditioning? C'è il parcheggio? = Is er een parkeerplaats? il ristorante = het restaurant la piscina = het zwembad il giardino = de tuin il campo da tennis = het tennisveld l'ascensore = de lift per questo fine settimana = voor dit weekend va bene = goed, in orde a che nome = op welke naam quando = wanneer venerdì = vrijdag la sera = de avond, 's avonds a proposito = overigens, trouwens perfetto / a = perfect certo = zeker, vanzelfsprekend tutto / a = al, geheel solo = alleen allora = nou, dan, dus la colazione = het ontbijt l'euro = de euro la mezza pensione = het halfpension la prenotazione = de reservering lunedì = maandag martedì = dinsdag mercoledì = woensdag giovedì = donderdag sabato = zaterdag domenica = zondag Non c'è = Dat is er niet purtroppo = helaas stasera = vanavond ecco = hier is / zijn, alsjeblieft, alstublieft Ecco la chiave = Alstublieft, de sleutel lo sciopero = de staking la scala = de trap la scuola = de school l'asciugamano = de handdoek il tennis = het tennis la mail = de e-mail