Italiaans : Nederlands
la pensione = het pensioen
ho lasciato il posto = ik heb mijn baan opgegeven
lasciare = achterlaten, opgeven
ho chiuso la mia attività = ik ben opgehouden met werken
chiudere = sluiten
l'attività = de activiteit
trovare = vinden
la festa = het feest
il cognato = de zwager
la cognata = de schoonzus
il marito = de echtgenoot
i genitori = de ouders
il battesimo = de doop
il matrimonio = het huwelijk
le nozze d'oro = de gouden bruiloft
il compleanno = de verjaardag
caro / a = lief, duur
meraviglioso / a = geweldig, schitterend
il ragazzo = de vaste vriend
la ragazza = de vaste vriendin
Pensa,... = Denk je eens in, ...
perfino = zelfs
non ancora = nog niet
naturalmente = natuurlijk
il / la parente = het familielid
i nostri amici = onze vrienden
regalare = cadeau doen
l'argento = het zilver
l'amore = de liefde
meglio = beter
Spero di rivederti presto = Ik hoop je snel weer te zien
presto = snel, gauw
vuoi = je wilt
volere = willen
l'abbraccio = de knuffel