Frans : Nederlands une balle = een (kleine) bal un bateau = een boot des bateaux = schepen en bateau = met de boot une carte = een kaart un doigt = een vinger un e-mail = een e-mail une jambe = een been une main = een hand une promenade = een wandeling à bientôt = tot binnenkort arriver tôt = vroeg aankomen avant la leçon = voor de les hier = gisteren arriver = aankomen gagner = winnen nager = zwemmen passer le dimanche = de zondag doorbrengen raconter = vertellen fair une promenade = een wandeling maken avoir chaud = warm hebben avoir froid = koud hebben jouer à la balle = met de bal spelen jouer aux cartes = met de kaarten spelen d'abord = eerst puis = daarna enfin = ten slotte