Italiaans : Nederlands lo schermo = het beeldscherm il mouse = de muis la tastiera = het toetsenbord la stampante = de printer preoccuparsi = zich zorgen maken la riunione = de vergadering informare = op de hoogte stellen la contabilità = de boekhouding la traduzione = de vertaling entro = vóór, binnen spedire = sturen l'assistenza = de hulp la lavatrice = de wasmachine rotto / a = kapot strano / a = raar digitare = intoetsen dipendere da = afhangen van spegnere = uitdoen, uitzetten il calendario = de kalender la sveglia = de wekker il passatempo = het tijdverdrijf, de hobby lo strumento = het instrument guidare = rijden pubblicare = openbaar maken, publiceren interrompere = onderbreken silenzioso / a = stil, zwijgzaam l'esercizio = de oefening crescere = groeien i soldi = het geld