Dove vai? andare la cartina
il treno giĆ  prossimo / a
grazie non tornare
perciò bene mettere
altro / a il controllore il biglietto
per cambiare con
trovare come mai? il lavoro
veramente ancora l'estate
l'albergo visitare imparare
de landkaart gaan Waar ga je naartoe?
volgende al de trein
teruggaan niet bedankt
zetten, leggen goed daarom
het kaartje de conducteur ander
met overstappen voor
het werk waarom, hoezo? opzoeken
de zomer nog eigenlijk
leren bezichtigen het hotel
la vacanza domandare la lettura
il luogo ideale fra
a nord a sud la spiaggia
storico / a importante l'aereo
la nave arrivare facile
o lungo / a la parola
het lezen vragen de vakantie
tussen ideaal de plek
het strand in het zuiden in het noorden
het vliegtuig belangrijk historisch
makkelijk aankomen het schip
het woord lang of