ὁ θανατος ἡ ἐλευθερια μετα
τυγχανω ἐκ μετεχω
ἡ φυγη ἱερος ἐκβαινω
ἐπι ὁ ὀινος ἐαυτον
ἐπιθυμεω νομιζω αἰτιος
ὁ 'ηλιος ὁ 'υπνος πλην
ἀυθις ἡ φονη ἀνευ
ἀναβαινω βλεπω ὁ ὐιος
κατεχω δακρυω ἀποστερεω
(samen) met vrijheid de dood
deelhebben aan; deelnemen aan uit krijgen; treffen; bereiken
gaan uit heilig; gewijd aan vlucht
zichzelf wijn op
verantwoordelijk voor; schuldig aan beschouwen als; vinden verlangen naar; begeren
behalve slaap zon
zonder stem opnieuw; weer
zoon kijken omhoog gaan; beklimmen
beroven van huilen in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen
ὁ βιος μετα ταυτα ἀπο
πιπτω ἀποθνηισκω τις;
ἡ ἀιτία ἡ συμφορα περι
φροντιζω
vanaf na dit; daarna leven
wie?; wat?; welke? sterven Vallen
om; over gebeurtenis; ongeluk oorzaak
zich bekommeren om