εν ο στρατηγος παρεισιν
ο ναυτης ο στρατιωτης τα οπλα
...τε και... χαιρω παυω
κωλυω η θεος τοδε
ουδε εχθρος αυτη
η αληθεια ουκετι αυτοις
παλιν ο ανεμος αυτης
φιλτατος η τυχη ο αγγελος
η στρατια ο νους εν νω εχω
(zij) zijn aanwezig legeraanvoerder in; bij; op
wapens soldaat zeeman; matroos
(doen) stoppen; (doen) ophouden blij zijn met; zich verheugen over en
dit; het volgende godin verhinderen; beletten (om)
(aan) haar gehaat bij; vijandig aan en niet; maar niet; ook niet; zelfs niet
(aan) hen; (aan) hun niet meer waarheid
van haar wind weer; opnieuw; terug
bode lot liefst(e); zeer geliefd
van plan zijn geest; verstand leger
πιστευω ο λογος ευνους
ο γαμος ηδη παρεστιν
αντι βοηθεω
goedgezind (aan) woord vertrouwen
(hij) is aanwezig al; reeds huwelijk
te hulp komen; helpen in plaats van