Duits : Nederlands abnehmen = afvallen / afnemen die Behinderung = de handicap die Einschränkung = de beperking die Erkrankung = de aandoening das Glied = het ledemaat der Knochen = het bot der Krankheitserreger = de bacterie der Kreislauf = de bloedsomloop die Pflege = de verzorging die Prellung = de kneuzing übertragen = besmetten / overbrengen vorbeugen = voorkomen