Duits : Nederlands der Kaffee = de koffie der Tee = de thee die Milch = de melk die Suppe = de soep der Hunger = de honger der Durst = de dorst der Salat = de sla das Frühstück = het ontbijt das Mittagessen = het middageten das Abendessen = het avondeten essen = eten trinken = drinken gern = graag lieber = Liever