Duits : Nederlands
die zukunft = de toekomst
der Beruf = het beroep
die Arbeit = het werk
die ausbildung = de opleiding
die Berufsausbildung = de beroepsopleiding
die Industrie = de industrie
die Landwirtschaft = de landbouw
die Wirtschaft = de economie
der Einzelhandel = de detailhandel
die Chance = de kans
die Erfahrung = de ervaring
das Diplom = het diploma
die Praxis = de praktijk
das Praktikum = de stage
ein Praktikum haben = stage lopen
sich bewerben = solliciteren
wählen = kiezen