Duits : Nederlands
blöd / doof = stom
eifersüchtig = jaloers
ernst = serieus
dick = dik
dünn = dun
(un)freundlich = (on)vriendelijk
fröhlich = vrolijk
geboren am = geboren op
geschieden = gescheiden
glücklich = gelukkig
groß = groot
langweilig = saai
nervös = zenuwachtig
nett = aardig
sehr schlank = erg slank
sympathisch = sympathiek
traurig = verdrietig
verheiratet = getrouwd
wenn = als / indien
zufrieden (mit) = tevreden (over)
besuchen = bezoeken
leben = leven
lieben = houden van
sich streiten = ruzie maken
das Baby = de baby
die Babys = de baby's
der Bruder = de broer
die Brüder = de broers
der Cousin = de neef (kind van oom / tante)
die Cousins = de neven (kinderen van oom / tante)
die Cousine = de nicht (kind van oom / tante)
die Cousinen = de nichten (kinderen van oom / tante)
die Ehe = het huwelijk
das Einzelkind = het enig kind
die Eltern = de ouders
die Erwachsenen = de volwassenen
die Frau = de vrouw
die Frauen = de vrouwen
der Gatte = de echtgenoot
die Gattin = de echtgenote
die Geschwistern = de broers en zussen
die Großeltern = de grootouders
der Mann = de man
die Männer = de mannen
der Monat = de maand
die Monate = de maanden
der Neffe = de neef (kind van broer / zus)
die Neffen = de neven (kinderen van broer / zus)
die Nichte = de nicht (kind van broer / zus)
die Nichten = de nichten (kinderen van broer / zus)
der Onkel = de oom
die Onkel = de ooms
die Oma = de oma
die Omas = de oma's
der Opa = de opa
die Opas = de opa's
die Schwester = de zus
die Schwestern = de zussen
der Sohn = de zoon
die Söhne = de zonen
die Tante = de tante
die Tanten = de tantes
die Tochter = de dochter
die Töchter = de dochters
der Vater = de vader
die Väter = de vaders
die Verwandten = de familieleden