Es ist gemütlich. Ich freue mich auf Ostern. Ich freue mich über das Geschenk.
am zweiten März bald im Jahre 2001
immer jedes Jahr manchmal
nie oft weil
zusammen bekommen einladen
feiern gratulieren zu machen
mitbringen naschen riechen
schenken schmücken wünschen
die Kerzen anzünden Geburtstag haben gute Laune haben
Ik ben blij met het cadeau. Ik verheug me op Pasen. Het is gezellig.
in 2001 gauw / binnenkort op twee maart
soms elk jaar altijd
omdat vaak nooit
uitnodigen krijgen samen
doen / maken feliciteren met vieren
ruiken snoepen meebrengen
wensen versieren cadeau geven
goed gehumeurd zijn jarig zijn de kaarsen aansteken
die Einladung die Familie das Fest / die Feier
der Feiertag die Feiertage die Feste
der Frühling im Frühling der Gast
die Gäste der Geburtstag die Geburtstage
das Geschenk die Geschenke der Heiligabend
der Herbst die Hochzeit Neujahr
Ostern Silvester der Sommer
die Stimmung die Überraschung die Überraschungen
Weihnachten der Weihnachtsbaum die Weihnachtsferien (meervoud)
het feest het gezin de uitnodiging
de feesten de feestdagen de feestdag
de gast in de lente de lente
de verjaardagen de verjaardag de gasten
kerstavond (avond van 24 december) de cadeautjes het cadeautje
Nieuwjaar de bruiloft de herfst
de zomer Oudjaar Pasen
de verrassingen de verrassing de sfeer
de kerstvakantie de kerstboom Kerst
der Winter
de winter