Duits : Nederlands
streichen = verven
öffnen = openen
schließen = sluiten
an-/ ausmachen = aan-/ uitdoen
auf-/ zumachen = open-/ dichtdoen
hell = licht (van kleur)
dunkel = donker
nach oben / unten = naar boven / beneden
im Erdgeschoss = op de begane grond
im ersten Stock = op de eerste verdieping
im Wohnzimmer = in de woonkamer
die Tür = de deur
die Türen = de deuren
das Fenster = het raam
die Fenster = de ramen
die Ecke = de hoek
das Bett = het bed
die Betten = de bedden
das Sofa = de bank
die Lampe = de lamp
die Lampen = de lampen
der Stuhl = de stoel
die Stühle = de stoelen
der Tisch = de tafel
die Tische = de tafels
der Fernseher = de televisie
das Bild = het schilderij / de foto
die Bilder = de schilderijen / de foto's
das Dach = het dak
die Dächer = de daken
der Garten = de tuin
die Garage = de garage
das Zimmer = de kamer
die Zimmer = de kamers
der Keller = de kelder
der Dachboden = de zolder
die Treppe = de trap
die Wand = de muur
die Wände = de muren
der Schrank = de kast
die Schränke = de kasten
der Schreibtisch = het bureau
der Fußboden = de vloer
Die Decke = het plafond
der Teppich = het tapijt / het kleed
der Sessel = de leunstoel
das Regal = het rek / de plank
die Regale = de rekken / de planken
die Uhr = de klok
die Heizung = de verwarming
der Kühlschrank = de koelkast
der Herd = het fornuis
der Mülleimer = de afvalbak
die Waschmaschine = de wasmachine
das Schlafzimmer = de slaapkamer
das Badezimmer / das Bad = de badkamer
die Küche = de keuken
die Badewanne = de badkuip
die Dusche = de douche
das Waschbecken = de wasbak / de wastafel
das Gästezimmer = de logeerkamer
die Toilette = de wc
die Toiletten = de wc's