Duits : Nederlands Sitten und Bräuche = zeden en gebruiken wegen = vanwege; wegens einerseits … andererseits = enerzijds … anderzijds fließend Deutsch sprechen = vloeiend Duits spreken sich wohlfühlen = zich thuis voelen sich die Hand geben = handen schudden mithilfe von = met behulp van Respekt haben vor = respect hebben voor jdm. Spaß machen = iets leuk vinden eine Überraschung erleben = een verrassing meemaken sich gut verstehen = goed met elkaar kunnen opschieten Vorurteile abbauen = vooroordelen wegnemen kein Wunder / dass = geen wonder dat