Duits : Nederlands einen gestressten Eindruck machen auf = een gespannen indruk maken op Kontakt aufnehmen zu = contact opnemen met; benaderen eine/keine wichtige Rolle spielen = een/geen belangrijke rol spelen Verständnis haben für / finden bei = begrip hebben voor / ondervinden van Vertrauen haben zu = vertrouwen hebben in im Voraus = van tevoren; bij voorbaat es gibt Ärger = er zijn problemen einen guten/schlechten Eindruck machen auf = een goede/slechte indruk maken op (k)einen guten/schlechten Geschmack haben = (g)een goede/slechte smaak hebben Hilfe brauchen/finden bei = hulp nodig hebben/krijgen van im Internet surfen = op internet surfen Kleidung anprobieren; Klamotten anprobieren = kleren passen Kleidung tragen = kleren dragen eine/keine eigene Meinung haben = een/geen eigen mening hebben sich Mühe geben = moeite doen zu spät kommen = te laat komen seine Zeit verbringen (mit) = zijn tijd doorbrengen (met)