Duits : Nederlands
das Aussehen = het uiterlijk
die Einstellung = de instelling
die Kameradschaft = de vriendschap
der Kampf um = de strijd om
der Konkurrenzkampf = de concurrentiestrijd
der Leistungsdruck = de prestatiedruk
das Verständnis = het begrip
die Vertrauensperson = de vertrouwenspersoon
die Zärtlichkeit = de tederheid
der Angeber = de opschepper
die Angeberin = de opschepper (vrl.); de opschepper
die Begeisterung = het enthousiasme
die Beziehung = de relatie
der Charakter = het karakter
die Clique = de vriendenkring
die Eigenschaft = de eigenschap
die Ehrlichkeit = de eerlijkheid
der Erfolg = het succes
die Erinnerung = de herinnering
das Gespräch (über) = het gesprek (over)
die Gruppe = de groep
die Hilfe = de hulp
der Humor = de humor
die Intelligenz = de intelligentie
die Kleidermarke = het kledingmerk
der Kontakt zu = het contact met
der Kumpel = de kameraad
die Leistung = de prestatie
der Liebesbrief = de liefdesbrief
die Mannschaft = het team; het elftal
die Markenkleidung = de merkkleding
der Partner = de partner
die Partnerin = de partner (vrl.); de partner
der Schutz = de bescherming; de beschutting
die Sexualität = de seksualiteit
das Stadion / Stadien = het stadion / de stadions
der Streit = de ruzie
der Typ = het type
das Vorbild = het voorbeeld
der Witz = de grap