jemanden akzeptieren sich beklagen über jemanden beraten
erkennen an bummeln jemanden fehlen
sich kümmern um jemanden etwas Unternehmen sich verlassen auf
verlieren etwas Vermeiden verreisen mit
sich vertragen mit zusammenhalten achten auf
sich amüsieren angeben anschauen
sich ärgern über ausgehen aussehen
sich beschäftigen mit jemanden/etwas Beschreiben bestimmen
denken an diskutieren mit sich erinnern an
iemand adviseren zich beklagen over iemand accepteren
iemand missen (gaan) stappen; gaan stappen; stappen herkennen; onderkennen
zich verlaten op iets ondernemen iemand verzorgen; zich om iemand bekommeren
op reis gaan met iets vermijden verliezen
letten op elkaar trouw blijven het goed kunnen vinden met
bekijken opscheppen zich amuseren
eruitzien uitgaan zich ergeren aan
bepalen iemand/iets beschrijven zich bezighouden met
zich herinneren bespreken met; discussiëren met denken aan
gefallen hören auf sich kennen
sich kennenlernen lächeln lachen
jdn. nerven passen zu planen
probieren reden über shoppen gehen
sich streiten mit / über studieren sich trennen von
telefonieren mit träumen von sich unterhalten mit / über
sich verlieben in vermissen sich verstehen
zusammenpassen
elkaar kennen luisteren naar bevallen
lachen (om); lachen om; lachen glimlachen leren kennen
plannen passen bij iemand op de zenuwen werken
shoppen; winkelen praten over proeven; proberen
zich scheiden van studeren ruzie maken met / over
spreken met / over dromen van bellen met
goed kunnen opschieten (met); goed kunnen opschieten met; goed kunnen opschieten missen verliefd worden op
bij elkaar passen; overeenkomen