Darf ich die Schuhe anprobieren? Ich habe zu wenig Geld, ich kann leider nicht bar bezahlen. Das Buch ist leider nicht da, ich muss es bestellen.
Ich muss noch einkaufen. Ich suche etwas zum Lesen Sie haben ein Jahr Garantie.
Ich kann das Brot holen. Kann ich mit Karte bezahlen? Das Kleid passt gut.
Haben Sie Kleingeld? Die Tasche ist aus Leder. Passen die Schuhe?
Ich habe mein Portemonnaie verloren. Das Mehl ist im untersten Regal gleich rechts. Ich trage gern Röcke.
Ich muss mich noch anziehen. Ich muss meinen Mantel ausziehen. Wo bekomme ich hier Briefmarken?
Rauchen ist schlecht für die Gesundheit. Wenn die Hose nicht passt, können Sie sie zurückgeben. Haben Sie eine Tüte?
Het boek is er helaas niet, ik moet het bestellen. Ik heb te weinig geld, ik kan helaas niet contant betalen. Mag ik de schoenen passen?
U heeft een jaar garantie. Ik ben op zoek naar iets om te lezen. Ik moet nog boodschappen doen.
De jurk past goed. Mag ik pinnen? Ik kan het brood halen.
Passen de schoenen? De tas is van leer. Kunt u gepast betalen?
Ik draag graag rokken. De bloem staat op het onderste rek direct rechts. Ik heb mijn portemonnee verloren.
Waar kan ik hier postzegels kopen? Ik moet mijn jas uitdoen. Ik moet me nog aankleden.
Heeft u een zakje? Als de broek niet past, kunt u hem retourneren. Roken is schadelijk voor de gezondheid.