Duits : Nederlands das Abendessen = het avondeten der Apfel = de appel bezahlen = betalen das Brot = het brood die Butter = de boter der Durst = de dorst das Eis = het ijs Das Eis, die Frucht = ijs, vruchten Entschuldigen Sie bitte.. = pardon das Essen = het eten essen = eten etwas zu trinken = iets te drinken fein = fijn der Fisch = de vis die Flasche = de fles das fleisch = het vlees frei = vrij die Frucht = de vrucht das Frühstück = het ontbijt die Getränke = de drankjes kaufen = kopen der Löffel = de lepel das Messer = het mes das Öl = de olie reservieren = reservieren