geben nehmen kochen
backen waschen schneiden
das Messer die Gabel der Löffel
der Teller süß sauer
warm heiß kalt
roh gekocht reif
frisch hart weich
fett die Schüssel biologisch
vegetarisch
koken nemen, pakken geven
snijden wassen bakken
de lepel de vork het mes
zuur zoet het bord
koud heet warm
rijp gekookt rauw
zacht hard vers
biologisch de kom, het schaaltje vet
vegetarisch