Engels : Nederlands amount = hoeveelheid (to) appeal = aantrekkelijk zijn voor bottom = onderaan (to) broadcast = uitzenden catchy = pakkende to be [concerned with] = bezorgd om (to) capture / [(to) conquer] = veroveren (to) contain = inhouden [customer] / client = klant (to) invent = uitvinden once more = nog een keer to [participate in] = meedoen aan remote control = afstandsbediening (to) seem = lijken (to) sing along = meezingen within = binnen