Duits : Nederlands (etwas) hinterlassen = (iets) achterlaten besprechen = bespreken sich befinden = zich bevinden machen = doen / maken dauern = duren anmelden = inschrijven können = kunnen / kennen vorbeikommen = langskomen leihen = lenen dürfen = mogen brauchen = nodig hebben notieren = noteren warten = wachten schicken = zenden / sturen