Duits : Nederlands das Rezept = het recept / het voorschrift der Bildschirm = het beeldscherm / het computerscherm der Baum = de boom die Creme = de crème / de zalf der Arzt = de dokter (man) die Ärztin = de dokteres die Einzahl = het enkelvoud der Gedanke = de gedachte die Unfähigkeit = het niet in staat zijn / de onmogelijkheid der Kopf = het hoofd das Fieber = de koorts der Künstler = de kunstenaar die Lehne = de leuning die Medizin = het medikament / het medicijn die Mehrzahl = het meervoud der Nacken = de nek das Auge = het oog der Schmerz = de pijn die Pille = de pil die Praxis = de praktijk der Rücken = de rug die Spritze = de spuit / het spuitje die Atmosphäre = de sfeer / de stemming der Verein = de vereniging die Ermüdung = de vermoeidhied der Arbeitsplatz = "de werkplek / het \"bureau\"" das Wörterbuch = het woordenboek die Krankheit = de ziekte ein Medikament verschreiben = een medikament voorschrijven