einkaufen ausgeben (für) gefallen (mir gefällt)
suchen finden sparen
bezahlen verdienen reichen
stehlen klauen die Süßigkeiten (mv)
die Zeitschrift die Kleidung der Verkäufer
die Verkäuferin der Kunde die Kundin
der Nebenjob das Taschengeld die Rechnung
das Konto das Portemonnaie das Geschäft
der Laden, die Läden geöffnet geschlossen
teuer billig preiswert
umsonst zufrieden
bevallen (leuk vinden) uitgeven boodschappen doen
sparen vinden zoeken
voldoende zijn verdienen betalen
het snoep jatten stelen
de verkoper de kleding het tijdschrift
de klant (v) de klant (m) de verkoopster
de rekening (als je moet betalen) het zakgeld de bijbaan
de zaak, de winkel de portemonnaie de (bank)rekening
gesloten geopend de winkel, (-s)
voordelig goedkoop duur
tevreden gratis, voor niets