Duits : Nederlands der Fahrplan = de dienstregeling das Flugzeug / -e = het vliegtuig der Flughafen = de luchthaven die Information = de informatie die Jugendherberge = de jeugdherberg das Hotel / -s = het hotel der Campingplatz / “-e = de camping das Restaurant / -s = het restaurant das Gasthaus = het hotel, het pension der Wohnwagen = de caravan das Zelt / -e = de tent das Klima = het klimaat die Klimaanlage = de airco der Rucksack = de rugzak die Rundfahrt = de rondrit die Verspätung = de vertraging pünktlich = precies op tijd (über)morgen = (over)morgen (vor)gestern = (eer)gisteren natürlich = natuurlijk möglich = mogelijk kostenlos = gratis herrlich = heerlijk aussteigen = uitstappen einsteigen = instappen umsteigen = overstappen dauern = duren los sein = aan de hand zijn, gebeuren übernachten = overnachten versprechen = beloven wählen = kiezen zelten = kamperen