Duits : Nederlands
das Kino = de bioscoop
die Kinos = de bioscopen
ins Kino gehen = naar de film gaan
im Originalton = in de originele taal
mit Untertitel = met ondertiteling
das Theater = het theater
die Eintrittskarte = het (entree)kaartje
Eintritt bezahlen = entree betalen
der Eingang = de ingang
der Ausgang = de uitgang
ausverkauft = uitverkocht
ausgehen = uitgaan
sich schminken = zich opmaken
etwas anziehen = iets aantrekken
aussuchen = uitzoeken
sich umziehen = zich omkleden
gemütlich = gezellig
voll = vol
leer = leeg
abholen = ophalen
zusammen = samen
sich freuen auf = zich verheugen op
sich treffen = elkaar ontmoeten
die Clique = de vriendenclub
rumhängen = rondhangen
anrufen = opbellen
die Theke = de bar
genießen = genieten
sich entspannen = zich ontspannen
der Imbiss = de snack, de snackbar