Duits : Nederlands die Migräne = de migraine das Krankenhaus = het ziekenhuis der Krankenwagen = de ziekenauto Die Krankenschwester = de verpleegster der Krankenpfl eger = de (zieken)broeder die Krankheit = de ziekte krank = ziek gesund = gezond fühlen = voelen einen Terminvereinbaren = een afspraak (bij de dokter) maken die Zahnspange = de beugel die Operation = de operatie der Stress = de stress sich hinlegen = gaan liggen impfen = inenten nervös = nerveus sensibel = gevoelig das Pflaster = de pleister die Wunde = de wond das Blut = het bloed schlimm = erg der Unfall = het ongeluk die Unfälle = de ongelukken der Pickel = het puistje, de pukkel die Allergie = de allergie das Wartezimmer = de wachtkamer die Gesundheit = de gezondheid bluten = bloeden das Rezept = het recept Gute Besserung! = Beterschap! schmerzhaft = pijnlijk die Verletzung = de verwonding, de blessure die Verletzungen = de verwondingen, de blessures anstecken = aansteken, besmetten