Duits : Nederlands die Batterie = de batterij, de accu das Foto = de foto die Fotos = de foto’s der Fotoapparat = het fototoestel das Gerät = het apparaat, het toestel die Geräte = de apparaten, de toestellen der iPod = de iPod die Kamera = de camera der Klingelton = de ringtoon die Klingeltöne = de ringtonen die Nachricht = het bericht die Nachrichten = de berichten die Nummer = het nummer die Nummern = de nummers die Reparatur = de reparatie das/der Teil = het deel, het onderdeel die Teile = de delen, de onderdelen an sein = aanstaan (van een apparaat) aufhören = ophouden, stoppen fotografi eren = fotograferen klingeln = rinkelen, bellen telefonieren = telefoneren verwenden = gebruiken beliebt = populair erhältlich = verkrijgbaar tragbar = draagbaar gar nicht, gar kein = helemaal niet, helemaal geen negativ = negatief positiv = positief virtuell = virtueel vor allem = vooral