Duits : Nederlands
der Kugelschreiber / = de pen
die Tafel / -n = het schoolbord
an die Tafel schreiben = op het bord schrijven
der Rucksack / -säcke = de rugzak
vielleicht = misschien
weil = omdat
doch = jawel
vergessen = vergeten
der Schüler / = de leerling
die Schülerin / -nen = de leerlinge
der Lehrer / = de leraar
die Lehrerin / -nen = de lerares
der Schulleiter / = de rector, directeur
der Hausmeister / = de conciërge
Erdkunde = aardrijkskunde
Niederländisch = Nederlands
Englisch = Engels
Latein / Griechisch = Latijn/Grieks
Biologie = biologie
Kunst = tekenen, kunstgeschiedenis
heute = vandaag
gestern = gisteren
morgen = morgen
der Sonntag = de zondag
der Montag = de maandag
der Dienstag = de dinsdag
der Mittwoch = de woensdag
der Donnerstag = de donderdag
der Freitag = de vrijdag
der Samstag / der Sonnabend = de zaterdag
am Montag = op maandag
morgens = ’s ochtends
nachmittags = ’s middags (15-17uur)
abends = ’s avonds
zu spät = te laat
früh = vroeg