Duits : Nederlands das Frühstück = het ontbijt der Wald = het bos zum Bahnhof = naar het station ein Eis essen = een ijsje eten in die Disco gehen = naar de disco gaan regnen = regenen billig = goedkoop teuer = duur Tennis spielen = tennissen zu spät = te laat sehr früh = erg vroeg der Koffer = de koffer Viel Spaß! = Veel plezier! die Hauptstadt = de hoofdstad die Landschaft = het landschap der Schalter = het loket, de balie die Jugendherberge = de jeugdherberg anrufen = opbellen jeden Sommer = iedere zomer das Zelt = de tent