Duits : Nederlands
die Tagesschau = het journaal
gemütlich = gezellig
die Schallplatte = de langspeelplaat / de elpee
die Sammlung = de verzameling
das Gerät = het apparaat
klassische Musik = klassieke muziek
einzigartig = uniek
der Fahrplan = de dienstregeling
der Lokführer = de machinist
der Bahnsteig = het perron
das Gleis = het spoor
das Frühstück = het ontbijt
abfahren = vertrekken
gespannt = nieuwsgierig
gründen = oprichten
der Betrieb = het bedrijf
sorgfältig = zorgvuldig
Der Schaffner = de conducteur
beliebig = willekeurig
der Scherz = de grap
das Konto = de bankrekening
etwas erfinden / erfinden = iets verzinnen / verzinnen
die Lügengeschichte = het leugenverhaal
etwas verbreiten / verbreiten / sich verbreiten / verbreiten sich = iets verspreiden / verspreiden / zich verspreiden / verspreiden zich
heimlich = stiekem
entweder / oder = of
die Folge = de aflevering
alltäglich = alledaags
das Erlebnis = de belevenis
die Trauer = het verdriet
etwas schaffen / schaffen = iets voor elkaar krijgen / voor elkaar krijgen
die Langeweile = de verveling