Duits : Nederlands heute = vandaag kaufen = kopen kennen = kennen kommen = komen machen = doen treffen = ontmoeten warten = wachten die Zeit = de tijd die Freizeit = de vrije tijd hören = luisteren naar der Junge = de jongen das Kino = de bioscoop das Konzert = het concert leider = helaas das Mädchen = het meisje spielen = spelen