Duits : Nederlands insbesondere = vooral sich wandeln = veranderen angesehen = gerenommeerd belegen = aantonen sich einschränken = zich beperken quasi = als het ware unterlegen sein = de mindere zijn van zwangsläufig = onvermijdelijk die Bewältigung = de verwerking bezeichnen = aanduiden die Empörung = de verontwaardiging vorführen = voor de gek houden auskommen mit = goed kunnen opschieten met das Defizit = het tekort vermitteln = zorgen voor zeitgemäß sein = van deze tijd zijn angeblich = zogenaamd los sein = aan de hand zijn Tacheles reden = duidelijke taal spreken erläutern = toelichten sich erweisen als = blijken te zijn herausfinden = ontdekken vorhersehen = voorspellen die Anforderung = de eis aufschieben = uitstellen die Aussicht = het vooruitzicht betrachten als = zien als damals = toen reizvoll = aantrekkelijk die Sehnsucht = het verlangen stattdessen = in plaats daarvan