Duits : Nederlands
der Absatz = de alinea
betonen = benadrukken
in Bezug, auf = met betrekking tot
einzeln = afzonderlijk
die Ergänzung = de aanvulling
das Ergebnis = het resultaat, de uitkomst
es gibt = er is
hervorgehen aus = blijken uit
jeweils = telkens
die Lücke = het open gat
der Satz = de zin
die Schlussfolgerung = de conclusie
sondern = maar
unterschiedlich = verschillend
Üblich = gebruikelijk