Duits : Nederlands ausgehen = uitgaan mit Freunden = met vrienden der Freund = de vriend die Freunde = de vrienden Fernsehen gucken = televisie kijken die Freizeit = de vrije tijd das Handy = het mobieltje das Hobby = de hobby hören = luisteren die Musik = de muziek das Internet = het internet lesen = lezen das Lied = het lied die Lieder = de liederen nie = nooit oft = vaak die Computerspiele = de computerspelletjes ins Kino gehen = naar de film gaan