Duits : Nederlands berühmt = beroemd böse = boos deshalb = daarom die Erfahrung = de ervaring das Ergebnis = de uitslag die Ergebnisse = de uitslagen fast = bijna fehlen = ontbreken gefährlich = gevaarlijk gewinnen = winnen das Glück = het geluk gratulieren = feliciteren gültig = geldig hoffentlich = hopelijk langsam = langzaam die Mannschaft = het team die Mannschaften = de teams nervös = zenuwachtig spannend = spannend sportlich = sportief trainieren = trainen das Training = de training üben = oefenen der Unfall = het ongeluk die Unfälle = de ongelukken der Verein = de vereniging die Vereine = de verenigingen verlieren = verliezen weil = omdat der Wettbewerb = de wedstrijd die Wettbewerbe = de wedstrijden wiederholen = herhalen vorgestern = eergisteren gestern = gisteren heute = vandaag morgen = morgen übermorgen = overmorgen