der Appetit Guten Appetit! bestellen
das Brot der Durst frisch
froh frühstücken die Gabel
die Gabeln das Glas die Gläser
der Hunger der Kaffee der Käse
lieben der Löffel die Löffel
das Messer die Messer nehmen
Was nimmst du? Ich nehme Mineralwasser. ein paar
rufen das Salz schon
bestellen Smakelijk eten! de eetlust
vers de dorst het brood
de vork ontbijten blij
de glazen het glas de vorken
de kaas de koffie de honger
de lepels de lepel houden van
nemen de messen het mes
een paar, enkele Ik neem mineraalwater. Wat neem jij?
al het zout roepen
die Speisekarte süß die Tasse
die Tassen der Tee der Teller
die Teller versuchen der Zucker
beliebt der Cousin die Cousins
die Cousine die Cousinen sich bedanken
bekommen dumm eigentlich
einverstanden Ich bin einverstanden. der Familienname
feiern das Fest die Feste
der Geburtstag das Geschenk die Geschenke
het kopje zoet de menukaart
het bord de thee de kopjes
de suiker proberen de borden
de neven (zoons van oom of tante) de neef (zoon van oom of tante) geliefd
danken de nichten (dochters van oom of tante) de nicht (dochter van oom of tante)
eigenlijk dom krijgen
de achternaam Ik ben het ermee eens. mee eens
de feesten het feest vieren
de cadeaus het cadeau de verjaardag
geschieden die Großmutter der Großvater
sich interessieren für der Nachbar die Nachbarn
nett der Onkel die Onkel
sich streiten stressig die Tante
die Tanten unbedingt wunderbar
zeigen der Frühling, im Frühling der Sommer, im Sommer
der Herbst, im Herbst der Winter, im Winter
de grootvader de grootmoeder gescheiden
de buren de buurman zich interesseren voor
de ooms de oom aardig
de tante zwaar, belastend ruzie maken
prachtig beslist de tantes
de zomer, in de zomer de lente, in de lente laten zien
de winter, in de winter de herfst, in de herfst