Duits : Nederlands anbieten = aanbieden der Apparat = het apparaat die Apparate = de apparaten auf jeden Fall = in ieder geval auf keinen Fall = in geen geval aufmachen = openen sich bedanken = bedanken bekommen = krijgen sich beschweren = klagen Du beschwerst dich darüber. = Jij klaagt erover. Ich bin dafür. = Ik ben er voor. Du bist dagegen. = Jij bent er tegen. dumm = dom der Rabatt = de korting etwas = iets herstellen = produceren herunterladen = downloaden Ich lade viel vom Internet herunter. = Ik download veel van internet. sich interessieren für = zich interesseren voor Er interessiert sich dafür. = Hij interesseert zich ervoor. kostenlos = kosteloos notwendig = noodzakelijk praktisch = handig der Preis = de prijs die Preise = de prijzen preiswert = voordelig sogar = zelfs umsonst, gratis = gratis unbedingt = beslist der Unterschied = het verschil die Unterschiede = de verschillen wählen = kiezen wunderbar = prachtig zeigen = laten zien vorgestern = eergisteren gestern = gisteren heute = vandaag morgen = morgen übermorgen = overmorgen