Duits : Nederlands das Dach = het dak die Tür = de deur der Garten = de tuin das Zimmer = de kamer die Einrichtung = de inrichting bauen = bouwen das Stockwerk = de verdieping der Flur = de gang, de overloop / de gang / de overloop der Keller = de kelder rechts / links = rechts / links rechts = rechts links = links die Wand = de wand das Grundstück = het perceel, het stuk grond / het perceel / het stuk grond