Duits : Nederlands das Hobby = de hobby ausgehen = uitgaan bummeln und shoppen = slenteren en winkelen bummeln = slenteren shoppen = winkelen entspannen = ontspannen sich amüsieren = zich vermaken die Karte = de kaart der Sport = de sport teuer / billig = duur / goedkoop teuer = duur billig = goedkoop die Freizeit = de vrije tijd fernsehen = tv-kijken sich langweilen = zich vervelen das Musical = de musical