Duits : Nederlands die Sachen = de spullen der Bio-Laden = de winkel met biologische producten schmecken = smaken / proeven das Häppchen = het lekkere hapje die Häppchen = de lekkere hapjes überhaupt = eigenlijk / eigenlijk wel wichtig = belangrijk das Ausland = het buitenland plötzlich = plotseling im Stich lassen = in de steek laten die Lehre = de beroepsopleiding seinen Abschluss machen = eindexamen doen außerdem = bovendien obwohl = hoewel