Duits : Nederlands die Küche = de keuken mal sehen = eens even kijken warum = waarom welche = welke du nimmst = jij neemt es gibt = er is / er zijn der Vegetarier = de vegetariër ohne = zonder das fleisch = het vlees umtauschen = ruilen das Käsebrot = het broodje kaas meinen = menen der Egoist = de egoïst das Essen = het eten der Schinken = de ham der Lachs = de zalm auf keinen Fall = in geen geval auf jeden Fall = in ieder geval schau mal = kijk eens zeig mal = laat eens zien