Duits : Nederlands das Zuspätkommen = het te laat komen tut mir leid = het spijt me die U-Bahn = de metro der Platten = de lekke band die Abkürzung = de kortere weg ausprobieren = uitproberen verlaufen = verdwalen das Fußballspiel = de voetbalwedstrijd träumen = dromen die Verlängerung = de verlenging die Stadt = de stad der Verkehrsunfall = het verkeersongeluk der Zeuge = de getuige nichtgemachte = niet gemaakte aus Versehen = per ongeluk eintragen = noteren / invullen entsetzt = wanhopig / paniekerig das Heft = het schrift der Schrank = de kast die Geschäftsreise = de zakenreis kontrollieren = controleren zurückgeben = teruggeven Wie!? = Wat!? dazu = ertoe vorrücken = tevoorschijn halen einstecken = inpikken