Duits : Nederlands
das Lieblingsfach = het lievelingsvak
toll = te gek / hartstikke leuk
der Glückspilz = de geluksvogel
die Note = het rapportcijfer / het cijfer
der Sport = de gymnastiek / sport
das Französisch = het Frans
das Deutsch = het Duits
das Niederländisch = het Nederlands
die Biologie = de biologie
Bio = biologie
die Mathematik = de wiskunde
Mathe = wiskunde
die Geschichte = de geschiedenis
die Physik = de natuurkunde
das Zeichnen = het tekenen
langweilig = saai / vervelend
die Pause = de pauze
der Stundenplan = het rooster
der Klassensprecher = de klassenvertegenwoordiger
die Chemie = de scheikunde
nicht mein Fall = niet mijn ding
hoffentlich = hopelijk
eine Prüfung bestehen = voor een toets slagen
regelmäßig = regelmatig
ordentlich = flink
büffeln = blokken