Duits : Nederlands die Mathearbeit = het wiskundeproefwerk die Note = het cijfer der Test = het proefwerk schwierig = moeilijk das Gefühl = het gevoel die Ruhe = de stilte schlimm = erg überhaupt = helemaal ehrlich = eerlijk aufschreiben = opschrijven abschreiben = afkijken stimmt = klopt die Diskussion = de discussie weitermachen = doorgaan / verder gaan der Protest = het protest die Frage = de vraag die Fragen = de vragen nach der Stunde = na de les die Zahl = het getal die Zahlen = de getallen