die Flasche der Boden schütten
weinen die Tasse geworfen
werfen gekocht kochen
die Wand sich ärgern vorig
vorige die Woche der Teppich
riechen böse die Uhr
die Tasche der Filzstift die Blume
die Blumen aufhören die Welt
gieten de grond / de vloer de fles
gegooid het kopje huilen
koken gekookt gooien
vorig zich ergeren de wand
het tapijt de week vorige
de klok / het horloge boos ruiken
de bloem de viltstift de tas
de wereld ophouden de bloemen