Duits : Nederlands
durchführen = uitvoeren
veröffentlichen = uitgeven
sogar = zelfs
die Buchhandlung = de boekhandel
sammeln = verzamelen
erstmals = voor het eerst
berichten = verslag uitbrengen
der Oberbürgermeister = de burgemeester
der Bach = de beek
einziehen = trekken in
das Dorf = het dorp
die Sonder-Schule = de school voor speciaal onderwijs
einzig = enig
der Krankenwagen = de ziekenauto
die Kirmes = de kermis
der Fischstand = de viskraam
herstellen = produceren
der LKW = de vrachtauto
die LKWs = de vrachtauto's
die Fleischerei = de slagerij
zumachen = sluiten / dicht doen
der Parkplatz = de parkeerplaats
das Gebäude = het gebouw
abreißen = afbreken
das Seniorenheim = het bejaardentehuis
der Taubstume = de doofstomme
die Taubstummen = de doofstommen