Duits : Nederlands der Renner = de topper die Renner = de toppers das Zeitungsaustragen = het bezorgen van kranten der Bote = de bode / de bezorger achten = letten / aandacht schenken der Getränkekasten = het krat die Getränkekasten = de kratten heben = optillen / tillen stellen = zetten die Rückenschmerzen = de rugpijn unter der Woche = door de week ausfahren = met de auto bezorgen / bezorgen die Abteilung = de afdeling körperlich = lichamelijk aufbessern = verhogen das Trinkgeld = het fooi der Duft = de geur die Weihnachtszeit = de tijd rond kerst das Plätzchen = het koekje die Plätzchen = de koekjes die Stundenzahl = het aantal uren abhängig = afhankelijk über = via voll = druk die Arznei = de medicijnen der Verwandte = het familielid die Verwandten = de familieleden gepflegt = verzorgd