Duits : Nederlands das Hochhaus = het flatgebouw die Wohnung / das Appartement = het appartement das Erdgeschoss = de begane grond der Garten = de tuin das Mehrfamilienhaus = het huis voor meer gezinnen der Aufzug = de lift sonnig = zonnig der Balkon = het balkon die Garage = de garage der Keller = de kelder die Toilette = het toilet die Dusche = de douche möbliert = gemeubileerd mieten = huren das Altersheim = het bejaardentehuis die Treppe = de trap der Flur = de gang Die Decke = het plafond die Hinterseite = de achterkant der Hof = de binnenplaats das Studentenheim = het studentenhuis die Zentralheizung = de centrale verwarming der Mieter = de huurder kündigen = opzeggen vermieten = verhuren die Nebenkosten = de bijkomende kosten der Strom = de stroom inbegriffen = erbij inbegrepen / inbegrepen